Tussen luisteren en handelen: hoe bewaak je je rol als vertrouwenspersoon bij complexe meldingen

Wanneer iemand de stap zet om een vertrouwenspersoon te benaderen, is dat zelden een eenvoudig gesprek. Vaak ligt er een situatie van ongewenst gedrag, machtsongelijkheid of langdurige spanningen aan ten grondslag. In zo’n moment is de vertrouwenspersoon voor de melder een luisterend oor, maar óók een baken van veiligheid en richting. Juist in complexe meldingen – waarin emoties, belangen en verwachtingen door elkaar lopen – rijst de vraag: waar houdt luisteren op, en waar begint handelen?

Het bewaken van die grens, ook wel de rolzuiverheid van de vertrouwenspersoon genoemd, is cruciaal voor het goed functioneren van het vertrouwenswerk. In dit artikel verkennen we de kern van die rol, de dilemma’s die zich voordoen bij complexe meldingen en de juridische en organisatorische kaders waarbinnen een vertrouwenspersoon zich beweegt.

De kern van de rol: luisteren zonder oordeel

De vertrouwenspersoon is in de eerste plaats een luisterend en ondersteunend functionaris. Het uitgangspunt is dat de melder zijn of haar verhaal kwijt kan in een veilige omgeving, zonder angst voor repercussies. Luisteren is meer dan horen: het betekent erkennen, verhelderen en structureren.

Een vertrouwenspersoon:

  • Biedt emotionele ondersteuning;

  • Helpt de melder de situatie te duiden;

  • Bespreekt mogelijke vervolgstappen;

  • Bewaakt de autonomie van de melder: de melder bepaalt zelf wat er met de informatie gebeurt.

Dat laatste is fundamenteel. Een vertrouwenspersoon is geen onderzoeker, geen mediator en zeker geen klachtenbehandelaar. De rol is ondersteunend, niet besluitvormend. Maar juist in complexe situaties vervaagt die grens vaak.

Complexe meldingen: waar de werkelijkheid weerbarstig wordt

Een melding wordt “complex” wanneer er meerdere lagen in samenkomen:

  • Meerdere betrokkenen, zoals collega’s en leidinggevenden;

  • Machtsverhoudingen, bijvoorbeeld bij hiërarchische relaties;

  • Meerdere routes binnen de organisatie (HR, klachtencommissie, integriteitsfunctionaris);

  • Parallelle processen, zoals een lopend arbeidsconflict of ziekteverzuim.

In zulke gevallen komt de vertrouwenspersoon terecht in een krachtenveld van verwachtingen en druk. De melder kan hopen dat de vertrouwenspersoon “iets gaat doen”. De leidinggevende wil soms weten “hoe ernstig het is”. En HR vraagt “of er iets speelt wat we moeten weten”.

Hier ontstaat het risico dat de vertrouwenspersoon onbedoeld de rolgrens overschrijdt.

De valkuil van goedbedoelde actie

Het is verleidelijk om te willen helpen door actie te ondernemen: iets door te geven, te bemiddelen of te signaleren. Toch kan dat in strijd zijn met de kern van de functie. Een aantal veelvoorkomende valkuilen:

1. Te snel overnemen

De vertrouwenspersoon wil de melder ontlasten en neemt beslissingen over het vervolg. Bijvoorbeeld: “Ik zal het doorzetten naar HR.”
➡️ Gevolg: de melder verliest regie, en het vertrouwen kan beschadigen.

2. Onbedoeld informatie delen

Een leidinggevende vraagt: “Is dit iets wat ik moet weten?” De vertrouwenspersoon wil constructief zijn en deelt te veel.
➡️ Gevolg: schending van vertrouwelijkheid en mogelijke escalatie.

3. Gaan adviseren over de inhoud

Bijvoorbeeld: “Volgens mij is dit duidelijk pesten, dat moet je melden.”
➡️ Gevolg: de vertrouwenspersoon beïnvloedt de melder en verliest neutraliteit.

4. Bemiddelen zonder mandaat

Een gesprek organiseren tussen partijen zonder expliciete toestemming of formele rol.
➡️ Gevolg: rolverwarring en verlies van onafhankelijkheid.

De kunst is dus om ondersteunend te blijven zonder het proces over te nemen.

Rolzuiverheid in de praktijk

De term rolzuiverheid verwijst naar het vermogen van de vertrouwenspersoon om binnen de grenzen van zijn of haar taak te blijven, ook als omstandigheden dat lastig maken. Dat vraagt om zelfreflectie, kennis van kaders en duidelijke communicatie.

1. Zelfreflectie

Elke melding vraagt de vertrouwenspersoon zich af: Wat is mijn rol hier? Wat niet?
Een handig hulpmiddel is het stellen van drie vragen:

  • Helpt deze handeling de melder om zelf een beslissing te nemen?

  • Ben ik objectief en onafhankelijk gebleven?

  • Bevind ik mij nog binnen mijn rol of ben ik bezig het probleem op te lossen?

2. Kennis van kaders

De grenzen van de rol zijn niet willekeurig; ze zijn vastgelegd in gedragscodes, de Leidraad van de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen (LVV) en de Wet bescherming klokkenluiders (Wbk). Die wet onderstreept dat vertrouwenspersonen een ondersteunende, geen onderzoekende rol hebben.

3. Duidelijke communicatie

Aan het begin van elk gesprek hoort een roltoelichting: uitleggen wat de vertrouwenspersoon wel en niet doet. Dat voorkomt misverstanden en schept vertrouwen.
Bijvoorbeeld:

“Ik luister graag naar uw verhaal en help u inzicht krijgen in uw mogelijkheden. U beslist zelf wat u ermee wilt doen. Ik onderneem niets zonder uw toestemming.”

De grens van vertrouwelijkheid

Een van de lastigste vragen in complexe meldingen is: wanneer mag of moet ik de vertrouwelijkheid doorbreken?
De hoofdregel is helder: de vertrouwenspersoon handelt vertrouwelijk en deelt niets zonder toestemming van de melder.

Er zijn echter uitzonderingen:

  1. Toestemming van de melder. De vertrouwenspersoon mag informatie delen wanneer de melder daar expliciet mee instemt.

  2. Wettelijke plicht. Bijvoorbeeld bij een acuut gevaar voor personen, strafbare feiten of kindermishandeling.

  3. Eigen bescherming. Als de vertrouwenspersoon zelf onderwerp van onderzoek of klacht wordt, kan beperkte informatieverstrekking noodzakelijk zijn.

Het is essentieel dat vertrouwenspersonen deze uitzonderingen transparant benoemen. Vertrouwelijkheid is geen geheimhouding zonder grenzen, maar een middel om veiligheid te waarborgen.

Omgaan met druk van de omgeving

Complexe meldingen trekken vaak aandacht van andere actoren binnen de organisatie. HR, leidinggevenden of de directie willen “weten wat er speelt”. Die druk kan subtiel of expliciet zijn, maar is zelden kwaadwillend: men wil problemen oplossen of risico’s beperken.

Toch moet de vertrouwenspersoon weerstand kunnen bieden aan die druk. Dat kan door:

  • Verwijzen naar de procedure: “De klachtenregeling bepaalt dat meldingen vertrouwelijk worden behandeld.”

  • Gebruik van algemene taal: “Er is contact geweest over een situatie, maar ik kan geen details delen.”

  • Steun zoeken bij een collega- of coördinatiepunt: een tweede vertrouwenspersoon of externe sparringpartner.

Een goed functionerend systeem van vertrouwenspersonen (met intervisie en casuïstiekbespreking) helpt om die druk op te vangen zonder de onafhankelijkheid te verliezen.

Juridische context en verantwoordelijkheden

De rol van vertrouwenspersonen wordt niet rechtstreeks wettelijk geregeld, maar hangt samen met diverse wetten en beleidskaders:

  • Arbeidsomstandighedenwet (artikel 3): werkgevers moeten beleid voeren ter voorkoming van psychosociale arbeidsbelasting (PSA), waaronder ongewenst gedrag.

  • Wet bescherming klokkenluiders (Wbk): verplicht organisaties tot een interne meldprocedure en ondersteunt de rol van de vertrouwenspersoon.

  • Algemene verordening gegevensbescherming (AVG): bepaalt hoe vertrouwelijke gegevens mogen worden verwerkt.

  • Gedragscode LVV: stelt normen voor professionaliteit, onafhankelijkheid en geheimhouding.

In de praktijk betekent dit dat de vertrouwenspersoon:

  • zorgvuldig moet omgaan met dossiervorming (alleen noodzakelijke aantekeningen);

  • de melder moet informeren over rechten en plichten;

  • en zich bewust moet zijn van de grenzen tussen zijn taak en die van de organisatie.

Het spanningsveld tussen empathie en professionaliteit

Vertrouwenspersonen werken vaak in een context waarin emoties hoog oplopen. Empathie is onmisbaar, maar kan ook een valkuil zijn: te veel identificatie met de melder kan leiden tot partijdigheid.

Professionele empathie betekent:

  • oprechte betrokkenheid tonen,

  • zonder verantwoordelijkheid over te nemen,

  • en steeds ruimte laten voor de autonomie van de ander.

Het helpt om gespreksverslagen neutraal te formuleren en gevoelens te benoemen zonder te interpreteren. Bijvoorbeeld:

Niet: “De leidinggevende was duidelijk onredelijk.”
Wel: “De melder ervoer het gedrag van de leidinggevende als onredelijk.”

Grenzen herkennen: de escalatiecurve

Een nuttig hulpmiddel bij complexe casussen is de escalatiecurve van het vertrouwenswerk. Deze helpt inschatten waar een situatie zich bevindt en welke rol passend is:

Door deze fasering expliciet te benoemen, blijft duidelijk wat de vertrouwenspersoon wel en niet doet in elk stadium.

Intervisie als ankerpunt

Rolbewaking is geen eenmalige oefening, maar een continu proces. Daarom is intervisie of supervisie onmisbaar. Het biedt ruimte om casuïstiek te bespreken, ethische dilemma’s te verkennen en blinde vlekken te signaleren.

Bijvoorbeeld:

  • Wat doe je als de melder expliciet vraagt om actie die jouw rol te buiten gaat?

  • Hoe reageer je als HR een “signaal” wil zonder namen?

  • Hoe ga je om met je eigen emoties bij heftige verhalen?

Het uitwisselen van ervaringen helpt om grenzen niet alleen intellectueel, maar ook praktisch te bewaken.

Communicatie naar de organisatie: duidelijk maar begrensd

Een organisatie mag van vertrouwenspersonen verwachten dat zij trends signaleren: toename van meldingen, terugkerende patronen of risico’s in de werkcultuur. Dat is zelfs een belangrijke preventieve taak.

Maar ook hier geldt: signaleren mag, herleidbaarheid niet.
Rapportages horen geanonimiseerd en op geaggregeerd niveau plaats te vinden.

Een goed jaarverslag van de vertrouwenspersoon:

  • bevat aantallen en typen meldingen (zonder namen of functies);

  • benoemt terugkerende thema’s;

  • doet aanbevelingen voor beleid;

  • en bewaakt de vertrouwelijkheid van individuele melders.

Zo blijft de vertrouwenspersoon geloofwaardig én van waarde voor de organisatie.

Wanneer de rol ophoudt: doorverwijzen met zorg

Soms is de beste ondersteuning: doorverwijzen. Bijvoorbeeld naar HR, een klachtencommissie, een bedrijfsarts of een externe instantie.

Belangrijk is dat de melder deze stap begrijpt en ondersteunt. De vertrouwenspersoon helpt de melder zich voor te bereiden, maar blijft buiten het formele proces. Een goede praktijk is om:

  • samen het vervolg te bespreken;

  • helder te maken wat de vertrouwenspersoon wel en niet meer kan doen;

  • eventueel na afloop nazorg te bieden.

Doorverwijzen is geen afwijzing, maar een vorm van zorgvuldigheid.

Ethiek van nabijheid: aanwezig blijven zonder te sturen

De essentie van het vertrouwenswerk zit in nabijheid zonder overname. De melder voelt zich gesteund, maar blijft zelf aan het roer.

Dat vraagt om een houding van presentie: aanwezig zijn, luisteren, spiegelen, maar de regie laten bij de ander. Het is die subtiele balans die maakt dat vertrouwenspersonen zo’n cruciale rol spelen in het herstel van vertrouwen binnen organisaties.

Checklist: rolbewaking bij complexe meldingen

Tot slot, een praktische checklist die helpt om bij elke melding de juiste afstand en betrokkenheid te bewaren:

  1. Heb ik mijn rol en grenzen uitgelegd aan de melder?

  2. Heeft de melder de regie over vervolgstappen?

  3. Heb ik geen informatie gedeeld zonder toestemming?

  4. Blijf ik neutraal en objectief in mijn verslaglegging?

  5. Weet ik waar mijn rol ophoudt (en die van anderen begint)?

  6. Heb ik intervisie of collegiale toetsing gezocht bij twijfel?

  7. Voelt mijn handelen nog congruent met de beroepsethiek van de LVV?

Als op één van deze vragen het antwoord “nee” is, is het tijd voor reflectie — of overleg met een collega.

Conclusie

De kracht van de vertrouwenspersoon ligt in het evenwicht tussen luisteren en handelen. In complexe meldingen is dat evenwicht soms moeilijk vast te houden, maar juist dan essentieel.

Door steeds terug te keren naar de kern — vertrouwen, autonomie, rolzuiverheid en zorgvuldigheid — kan de vertrouwenspersoon een veilige ruimte blijven bieden waarin medewerkers hun verhaal durven doen.

Rolbewaking is geen beperking van betrokkenheid, maar de voorwaarde voor professionele nabijheid. Alleen binnen die grenzen kan de vertrouwenspersoon écht het verschil maken: niet door te handelen in plaats van de melder, maar door hem of haar te helpen weer handelingsperspectief te vinden.

Vorige
Vorige

Hoe ga je om met klachten over de vertrouwenspersoon zelf?

Volgende
Volgende

Werkonderzoek: Meer ongewenst gedrag tussen collega’s en leidinggevenden