DNB: Banken boeken vooruitgang bij aanpak van discriminatie, maar aandacht voor indirecte discriminatie blijft nodig
De Nederlandsche Bank (DNB) heeft de resultaten gepubliceerd van haar vervolgonderzoek “Discriminatie Bewust Tegengaan”, waarin zij de voortgang evalueert van banken en betaaldienstverleners bij het voorkomen van discriminatie in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en de Sanctiewet 1977 (Sw). Uit het onderzoek blijkt dat instellingen duidelijke stappen vooruit hebben gezet, maar dat met name het risico op indirecte discriminatie nog onvoldoende wordt onderkend.
Banken: brede vooruitgang, maar blinde vlekken blijven
Banken kijken inmiddels breder naar discriminatie dan voorheen en betrekken naast uitsluiting ook ervaren discriminatie bij hun beleid. De meeste grootbanken hebben het onderwerp bestuurlijk verankerd, investeren in opleidingen en verbeteren hun communicatie met klanten. Ook is er vooruitgang geboekt in het ontwikkelen van risicoanalyses en aangepaste werkinstructies.
Toch signaleert DNB dat het risico op indirecte discriminatie – bijvoorbeeld door geautomatiseerde processen of dataselectie – nog onvoldoende wordt geadresseerd. Veel banken gebruiken indicatoren als klantcontact en persoonskenmerken om directe discriminatie te herkennen, maar besteden weinig aandacht aan algoritmische biases die kunnen leiden tot indirect onderscheid.
De toezichthouder benadrukt bovendien dat categorische uitsluiting van klantgroepen, bijvoorbeeld op grond van risicoprofielen, niet door de Wwft wordt voorgeschreven en ongewenste neveneffecten kan hebben voor de toegankelijkheid van het betalingsverkeer.
DNB doet zes richtinggevende aanbevelingen voor banken, waaronder:
het hanteren van een alomvattende definitie van discriminatie, inclusief ongelijke behandeling en achterstelling;
structurele betrokkenheid van het (top)management;
het uitvoeren van risicoanalyses op directe, indirecte én ervaren discriminatie;
het benutten van signalen uit klachten, audits en speak up-mechanismen voor continue verbetering.
Betaaldienstverleners: eerste stappen gezet, maar achter op banken
Voor het eerst onderzocht DNB ook betaaldienstverleners, zoals elektronische-geldinstellingen en money transfer-organisaties. Deze instellingen blijken over het algemeen minder ver gevorderd dan banken, maar een aantal heeft al zelfstandig verbeteringen doorgevoerd.
Geen van de onderzochte betaaldienstverleners heeft echter een formele risicoanalyse uitgevoerd naar discriminatie binnen Wwft- en Sw-processen. Ook ontbreekt vaak een duidelijke toedeling van verantwoordelijkheden en een centrale regierol. Slechts enkele instellingen hebben hun beleid aangepast of trainingen georganiseerd over vooroordelen en klantbejegening.
DNB signaleert bovendien dat de meeste betaaldienstverleners klantgroepen uitsluiten of hun dienstverlening beperken, zonder inzicht in de mogelijke discriminatoire gevolgen daarvan. Ook ontvangen deze instellingen nauwelijks klachten over discriminatie – wat volgens DNB niet betekent dat er geen problemen zijn, maar eerder dat de drempel om te klagen hoog is.
Voor betaaldienstverleners doet DNB acht aanbevelingen, waaronder:
het vaststellen van een alomvattende definitie van discriminatie;
het uitvoeren van risicoanalyses en toetsing van de risk appetite op discriminerende effecten;
het labelen van klachten om signalen beter te herkennen;
het expliciet opnemen van het onderwerp in het 3-lijnen-model en in trainingen voor alle lagen van de organisatie.
Breder perspectief: toegankelijkheid en vertrouwen
DNB benadrukt dat discriminatie het vertrouwen in het financiële stelsel ondermijnt. Toegankelijkheid van het betalingsverkeer voor iedereen is een kernwaarde, en het voorkomen van (in)directe discriminatie hoort daarbij. Hoewel DNB geen formeel toezichthouder is op het non-discriminatiebeginsel, ziet zij het als haar maatschappelijke taak om bij te dragen aan inclusie en gelijke behandeling binnen de financiële sector.
De centrale bank zal in haar reguliere toezicht de dialoog met instellingen blijven voeren over ongewenste neveneffecten van de naleving van de Wwft en de Sw, zodat integriteitsmaatregelen niet leiden tot uitsluiting of ongelijke behandeling van klanten