“De ervaring van de melder is leidend” – klopt dat?

Er bestaat een breed gedeeld beeld — binnen organisaties, in discussies en soms zelfs impliciet in protocollen — dat bij ongewenst gedrag “de ervaring van de melder leidend is”. Vaak wordt het zo opgevat dat die ervaring de enige maatstaf is: wat de melder voelt, beslist of het gedrag ongewenst is. Maar klopt dat? En is dat wenselijk?

Mijn stelling: de ervaring van de melder is essentieel als startpunt, maar kan niet zonder meer het enige criterium zijn. De werkelijkheid is complexer — en dat blijkt ook uit de rechtspraak.

Waarom de ervaring van de melder belangrijk is

Allereerst: de beleving van degene die zich gekwetst voelt, moet serieus genomen worden. Zonder erkenning van die ervaring is het vrijwel onmogelijk om in gesprek te gaan, om wederzijdse erkenning of begrip mogelijk te maken. De melder hoeft zich niet “gelijk te bewijzen” voordat hij of zij gehoord wordt. Het is fundamenteel dat een organisatie ruimte biedt, dat de melding kan worden besproken, dat de stap tot klacht niet meteen wordt afgewimpeld.

Belangrijk om te benadrukken:

  • Het gaat niet om wat de dader bedoelde, maar om het effect van het gedrag.

  • Zonder aandacht voor de ervaring blijft er een ongelijk speelveld: de melder komt er bekaaid vanaf, zeker bij machtsverschillen.

  • Die beleving is het aanknopingspunt voor verder onderzoek: wat gebeurde er precies? In welke context? Hoe werd dit door de ander ervaren?

Maar — en hier ligt de nuance — de ervaring is niet het enige toetsingskader.

Rechtspraak: meer dan alleen beleving

De rechterlijke uitspraken illustreren dat ook juridische instanties verder kijken dan enkel wat de melder voelt. Hieronder een paar belangrijke voorbeelden:

  1. Rb. Noord-Holland (2017)
    In een zaak over seksueel getint gedrag oordeelde de rechtbank dat, ook al hield de werknemer vol dat hij geen seksuele bedoelingen had, het erop aankomt wat in de gegeven context, aan de hand van objectieve maatstaven, als seksueel getint gedrag moet worden beschouwd: “gedrag dat een normaal denkend mens heeft kunnen beleven als seksueel van aard.” (ECLI:NL:RBNHO:2017:11593)

  2. Rb. Midden-Nederland (2022)
    In een ontslagzaak stelde de rechter dat de gedragingen — “in onderlinge samenhang en naar objectieve maatstaven” — als intimiderend, kwetsend en seksueel grensoverschrijdend mochten worden aangemerkt (ECLI:NL:RBMNE:2022:2259).

Rb. Den Haag (2024)
In een civiele schadezaak erkende de rechtbank dat de eiseres vormen van grensoverschrijding heeft ervaren, maar wees erop dat niet iedere grensoverschrijding per definitie een onrechtmatige daad is. De rechter benadrukte dat het voor een ander vaak niet zichtbaar is waar de grens loopt — wat acceptabel is kan afhangen van de relatie tussen personen, van de sociale context en van wat iemand redelijkerwijs kon weten. (ECLI:NL:RBDHA:2025:18396)

Deze uitspraken tonen aan:

  • De rechter laat ruimte voor de beleving van de melder.

  • Tegelijkertijd wordt het gedrag getoetst aan objectieve normen: wat zou een redelijk denkend persoon in dezelfde omstandigheden zien als ongewenst?

  • De context, de relatie tussen partijen en wat redelijkerwijs verwacht kon worden, spelen een rol.

Waarom het problematisch is om de ervaring altijd leidend te maken

Als de beleving van de melder zonder meer de doorslaggevende maatstaf is, dreigen verschillende ongewenste effecten:

  • Subjectiviteit zonder toetsing
    Twee mensen kunnen exact hetzelfde gedrag ervaren — de een als bedreigend, de ander als neutraal. Als enkel de ervaring telt, wordt elke melding automatisch gegrond, ongeacht omstandigheden of intentie.

  • Onzekerheid bij de wederpartij
    De persoon van wie het gedrag komt, kan nooit met zekerheid weten of zijn of haar gedrag als grensoverschrijdend zal worden ervaren. Dat creëert spanningen en onzekerheid in relaties, teams en organisaties.

  • Belemmering van een genuanceerde aanpak
    Soms is er inderdaad sprake van ongewenst gedrag dat moet worden gecorrigeerd of bestraft. Maar in andere gevallen gaat het om een misverstand, een inschattingsfout of een botsing van communicatiestijlen. Als alleen de beleving bepaalt, wordt de mogelijkheid tot herstel, herstelgesprekken of graduele interventies beperkt.

  • Juridische onhoudbaarheid
    In juridische procedures — of in formele klacht- of onderzoeksprocedures — is het onpraktisch (en onrechtvaardig) om geen ruimte te laten voor objectieve toetsing, bewijsvoering en evenwichtige belangenafweging.

Hoe kunnen we wél werken met beleving én objectiviteit?

De kunst is om zorgvuldig een evenwicht te vinden. Hier zijn enkele principes en praktische benaderingen:

Reflectie: wat móet zwaarder wegen?

Terug naar de kernvraag: moet de ervaring van degene die het gedrag ervaart altijd het zwaarst wegen?

Mijn antwoord: nee — maar bijna wel.

De ervaring van de melder zou in de praktijk de eerste, vaak zwaarwegende factor moeten zijn die de procedure in gang zet. Hij of zij mag niet worden genegeerd of gereduceerd tot “verzonnen” of “overgevoelig”. Maar in de vervolgstappen behoort de beoordeling ook te kijken naar objectieve maatstaven, naar gedrag buiten iemands intentie, naar de context en verwachtingen.

In een ideale wereld zouden we niet hoeven kiezen: we zouden werken vanuit twee perspectieven tegelijk — met empathie voor de melder én met eerlijkheid naar de wederpartij, transparantie over de criteria en zorgvuldige wegen van beoordeling.

Vorige
Vorige

DNB: Banken boeken vooruitgang bij aanpak van discriminatie, maar aandacht voor indirecte discriminatie blijft nodig

Volgende
Volgende

Herziening van de gedragscode: hoe vaak en op basis waarvan?